Wat wij geloven

Wij geloven:

  • Dat de Bijbel Gods geschreven openbaring aan de mens is en dat elk woord van de 66 boeken van de Bijbel, van Genesis tot Openbaring, geïnspireerd is. De Bijbel is ons hoogste gezag, volkomen en onfeilbaar. (1 Korintiërs 2:7-14; 2 Petrus 1:20-21; Mattheüs 24:35; Johannes 16:12-13; 17:17; 1 Korintiërs 2:13; 2 Timoteüs 3:15-17; Hebreeën 4:12; 2 Petrus 1:20-21)

Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen niet voorbijgaan Mattheüs 24:35

  • In één levende en ware God, die eeuwig bestaat in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. (Deuteronomium 6:4; Jesaja 45:5-7; 1 Korintiërs 8:4; Mattheüs 28:19; 2 Korintiërs 13:14)

    “Ik ben de Heer, en er is geen ander; naast Mij is er geen God.” Jesaja 45:5
  • Dat Jezus Christus, in wezen gelijk aan de Vader en de Heilige Geest, (Johannes 10:30; 14:9), uit de maagd Maria is geboren (Jesaja 7:14; Mattheüs 1:23, 25; Lucas 1:26 35), en een bestaan aannam dat past bij een dienaar, terwijl Hij nooit afstand deed van Zijn goddelijke eigenschappen (Filippenzen 2:5-8; Kolossenzen 2:9), en dat Hij een zondeloos leven leefde, waardoor Hij in staat was voor de zonden van de mens te sterven. (Johannes 10:15; Romeinen 3:24-25; 5:8; 1 Petrus 2:24)

    “Ik ben de weg, en de waarheid, en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Johannes 14:6
  • Dat de mens is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God (Genesis 2:7, 15-25; Jakobus 3:9), maar door persoonlijke ongehoorzaamheid een zondaar is die verlossing nodig heeft. (Romeinen 3:23; 6:23; 1 Korintiërs 2:14; Efeziërs 2:1-3; 1 Johannes 1:8)
  • Dat redding een genadegave van God is, ontvangen door geloof, niet door een deugd of werk van de mens (Johannes 1:12; Efeziërs 1:7; 2:8-10; 1 Petrus 1:18-19; Titus 3:4-7). Het is een gratis geschenk dat gegeven wordt aan hen die door genade berouw hebben van hun zonden en hun vertrouwen stellen in Jezus Christus alleen als Verlosser en Heer, Zijn volbrachte werk aan het kruis en Zijn opstanding.

    “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof; en dat niet uit uzelf, het is een gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roeme.” Efeziërs 2:8-9
  • Dat de kerk bestaat uit gelovigen die hun geloof stellen in Jezus Christus (1 Korintiërs 12,12-13) waarvan Christus het hoofd is (Efeziërs 1,22; 4,15) en is toegewijd aan de sacramenten van de doop en het avondmaal des Heren. Iedereen die deel uitmaakt van het ene geestelijke Lichaam is opgedragen bij elkaar te komen in plaatselijke bijeenkomsten (1 Korintiërs 11,18-20; Hebreeën 10,25). Het doel van de kerk is God te verheerlijken (Efeziërs 3,21) door zichzelf op te bouwen in het geloof (Efeziërs 4,13-16), door onderricht in het Woord (2 Timoteüs 2,2-15; 3,16-17), door gemeenschap met andere gelovigen (Handelingen 2,47; 1 Johannes 1,3), door het vieren van de sacramenten (Lucas 22,19; Handelingen 2,38-42), en door het evangelie uit te dragen en bekend te maken aan de hele wereld (Mattheüs 28,19; Handelingen 1,8; 2,42).
  • Dat iedere gelovige verzegeld is met de Heilige Geest op het moment van zijn redding (Efeziërs 4:30) en dat het de plicht is van allen die uit de Geest geboren zijn om vervuld te worden met (geleid te worden door) de Geest (Johannes 16:13; Romeinen 8:9; Efeziërs 5:18; 1 Johannes 2:20, 27). Elke gelovige ontvangt geestelijke gaven die worden gebruikt voor de opbouw en het welzijn van de plaatselijke gemeente. (Romeinen 12:5-8; 1 Korintiërs 12:4-31; 1 Petrus 4:10-11).
  • Dat de lichamelijke dood geen verlies van ons onstoffelijk bewustzijn inhoudt (Openbaring 6,9-11), dat de ziel van de gelovigen onmiddellijk in de tegenwoordigheid van Christus zal zijn (Lucas 23,43; Filippenzen 1,23; 2 Korintiërs 5,8) en dat er een scheiding van ziel en lichaam is (Filippenzen 1,21-24). Wij geloven in de lichamelijke opstanding van alle mensen: zij die in Christus geloven tot het eeuwige leven (Johannes 6:39; Romeinen 8:10-11, 19-23; 2 Korintiërs 4:14), en zij die niet in Christus geloven tot het oordeel en de eeuwige verdoemenis (Daniël 12:2; Johannes 5:29; Openbaring 20:13-15).

    Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.” Openbaring 22:13